In een notendop:  Als het in de Bijbel staat, doen wij het wél.  Als het niet in de Bijbel staat, doen wij het niet.

Enkele voorbeelden:

1)  Kinderdoop – Er is geen enkel voorbeeld van kinderdoop in de Bijbel.  Een ieder (volgens de Bijbel) moet zijn eigen beslissing nemen om de Heer aan te nemen als Redder.  Een baby kan zo’n beslissing niet nemen.

2)  Bidden tot Maria – Ook hiervan is er geen enkel voorbeeld in de Bijbel.  Wij lezen in de eerste brief naar Timotéüs: “Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus” (hoofdstuk 2, vers 5).  Dus naderen wij de Vader door de Heere Jezus en niet door Maria.

 

1. DE HEILIGE SCHRIFT

Wij geloven dat de Heilige Schriften (de Bijbel) van het Oude en het Nieuwe Testament woordelijk en in hun geheel door de Heilige Geest geïnspireerd zijn; dat deze onfeilbaar zijn in de oorspronkelijke tekst.  De Heilige Schrift alléén heeft beslissend gezag in alle zaken van leer en leven zowel persoonlijk als gemeenschappelijk.

2 Timotheüs 3:16-17; 2 Petrus 1:20-21; 1 Thessalonicensen 2:13;  Johannes 16:12-13; Mattheüs 5:18

 

2. GOD

Wij geloven dat er slechts één God is, eeuwig bestaande in drie personen (drieëenheid): Vader, Zoon en Heilige Geest, eeuwig in wezen, dezelfde in macht en heerlijkheid.  Zij hebben dezelfde eigenschappen; deze drie zijn één God.

2 Korinthe 13:13; Hebreeën 1:1-3; Handelingen 5:3-4; Mattheüs 28:19-20; Johannes 1:1-4; Openbaring 1:4-6; Deuteronomium 6:4

 

3. DE PERSOON EN HET WERK VAN JEZUS CHRISTUS

Wij geloven dat de Heer Jezus Christus, de eeuwige Zoon van God, mens is geworden, zonder Zijn goddelijkheid op te geven, ontvangen is van de Heilige Geest geboren uit de maagd Maria, opdat hij God zou bekendmaken en zondige mensen verlossen.  Hij heeft Zichzelf geofferd in onze plaats; Hij was onze vervanger.  Door Zijn kruisdood en opstanding heeft Hij onze redding teweeggebracht.

Johannes 1:1-2,14; Micha 5:1; Lukas 1:34-35; Romeinen 3:24-25; Romeinen 8:34; 1 Petrus 1:3-5; 1 Petrus 2:24; 1 Johannes 5:8; 1 Johannes 2:1-2; Eféze 1:7

Wij geloven dat Christus opgevaren is naar de hemel, en dat Hij nu gezeten is aan de rechter Hand van God waar Hij, als onze Hogepriester, altijd voor ons pleit en de enige Middelaar is tussen God en mensen.

Hebreeën 1:3; Handelingen 1:9; Hebreeën 9:24; Hebreeën 7:25

 

4. DE PERSOON EN HET WERK VAN DE HEILIGE GEEST

Wij geloven dat de Heilige Geest een goddelijk persoon is en niet slechts een invloed of een kracht.  Hij neemt Zijn intrek in de gelovige bij de wedergeboorte en Hij is ook Diegene die wedergeboorte tot stand brengt.  Hij woont in de gelovige en verzegelt de gelovige tot de wederkomst van Christus.

Johannes 16:8-11; Romeinen 8:9; 2 Korinthe 3:6; Eféze 1:13-14; 1 Korinthe 12:12-14; Titus 3:5

Wij  geloven dat de Heilige Geest de goddelijke leraar is die alle gelovigen leidt in de waarheid en dat het een voorrecht en plicht is van iedere gelovige om vervuld te zijn met de Heilige Geest.

Johannes 16:13-15; 1 Johannes 2:20,27; Eféze 5:18-21

Wij geloven dat de uitstorting van de Heilige Geest op de Eerste Pinksterdag een éénmalige gebeurtenis is geweest, die als zodanig niet herhaald wordt.

Handelingen 2:1-4, 16

 

5. DE SATAN of DE DUIVEL

Wij geloven de satan eens heilig was, maar door trots en begeerte om als de Almachtig te worden, is hij, met de engelen die gekozen hadden hem te volgen, gevallen.  Wij beschouwen de satan als de vijand van God die probeert de gelovigen te doen struikelen en de ongelovigen van het Evangelie af te houden, maar die overwonnen is aan het kruis door de Heer Jezus Christus.  De eeuwige bestemming voor de satan is dat hij in de poel des vuurs zal geworpen worden.

Jesaja 14:12;  2 Korinthe 2:10-11; 1 Petrus 5:8; Openbaring 20:10; Mattheüs 25:41

 

6. GEESTELIJK GAVEN

Wij geloven dat de Heilige Geest soeverein is in het geven van geestelijke gaven.  Hij deelt ze “gelijk Hij wil” aan iedere gelovige voor de opbouw van de plaatselijke gemeente en toerusting der heiligen tot dienstbetoon.  Onze verantwoordelijkheid ligt in het ontdekken en gebruiken van de gaven, die wij verkregen hebben.

Eféze  4:12; Hebreeën 2:4; 1 Korinthe 12:11,18

Wij geloven dat de Schrift onderscheid maakt tussen permanente (opbouw) gaven en tijdelijke (teken) gaven. Vooral deze laatste, tongen, profeteren (profetieën), hebben met de voltooiing van het N.T. hun noodzaak verloren.  De permanente gaven daarentegen blijven hun plaats behouden en worden tot heden onder de gelovigen gevonden.  Geestelijke gaven en hun aanwezigheid dient nooit als bewijst van redding, geestelijkheid, of speciale gunst.

Eféze 2:18; 1 Korinthe 12:11, 28-31; Hebreeën 2:3-4

Wij geloven dat God gebeden voor zieken hoort en verhoort naar Zijn wil.

Johannes 15:7; 1 Johannes 5:14-15; Jakobus 5:14-15

 

7. DE TOTAAL VERLOREN STAAT VAN DE MENS

Wij geloven dat de mens geschapen werd naar Gods beeld, maar dat door de zonde van Adam de mensheid gevallen is en daardoor de zondige natuur deelachtig is geworden en door de zonde van God gescheiden is.  Wij erkennen de totaal verloren staat van de mens en dat de mens noch zichzelf, noch zijn verloren toestand kan verbeteren noch zichzelf kan redden.

Genesis 1:26-27; Eféze 2:1-3,12; Romeinen 3:22-23; Romeinen 5:12

 

8. BEHOUDENIS (Redding) DOOR GENADE ALLÉÉN

Wij geloven dat redding van zondaren een gave is van God, aan de mensen gegeven uit genade en door hen toegeëigend wordt door geloof (vertrouwen) in de Heer Jezus Christus.  Wij worden behouden door Gods genade (Zijn onverdiende gunst en liefde) alléén, niet door onze eigen prestaties

Efeze 2:8-10; 1 Petrus 1:18-19; Johannes 1:12; Eféze 1:7

Wij geloven dat onze redding alléén volbracht is door het offer van het bloed van onze Heer Jezus Christus die voor ons tot zonde gemaakt is en voor ons gestorven is.  Dit offer van redding is van toepassing op iedere zondaar, die Christus als Zijn Heiland aanvaardt.

Eféze 1:7; 2 Korinthe 5:21; Galaten 3:13; Johannes 1:12; Romeinen 5:6-9; Johannes 5:24

Wij geloven dat de gehele mensheid door de zonde verdorven is en dood is door zonde.  Niemand kan het Koninkrijk van God binnengaan, tenzij wedergeboren door de Heilige Geest, waardoor hij een nieuwe schepping wordt.

Johannes 3:5-8; 1 Petrus 1:23; Titus 3:5; 1 Johannes 5:1; 2 Korinthe 5:17

Onze rechtvaardigmaking wordt niet gebaseerd op onze eigen werken of pogingen om rechtvaardig te zijn, maar alléén door geloof in het bloed van de Heiland.  Deze rechtvaardiging omvat de vergeving van zonde en het geschenk van eeuwig leven.

Romeinen 4:1-8; Romeinen 5:1; Romeinen 1:17; Hebreeën 10:38; Titus 3:5-7

 

9. DE ZEKERHEID VAN DE GELOVIGEN

Wij geloven dat diegenen die Jezus Christus als hun Heiland en Heer aannemen eeuwige zekerheid hebben.  Onze zekerheid berust op het volbrachte werk van Jezus Christus en op Gods beloften uit Zijn Woord, en aangezien God niet kan liegen is het onmogelijk om onze behoudenis te verliezen.  Eenmaal gered; eeuwig behouden

1 Johannes 5:12-13; Johannes 6:37; Johannes 10:28-29; Romeinen 8:33-39; Titus 2:11-15; Galaten 5:13; Johannes 6:37; 1 Johannes 2:25; Efeze 4:30

 

10. DE VRIJHEID VAN VERLOSSING

Wij geloven dat de zegeningen van verlossing door het Evangelie vrij beschikbaar zijn voor allen.  Er is niets dat de verlossing van de grootste zondaar kan beletten behalve zijn eigen verdorvenheid en vrijwillige verwerping van het Evangelie.

Romeinen 10:13; Johannes 6:37; Johannes 3:15-16; 1 Timotheüs 1:15; Eféze 2:4-5; Johannes 3:36

 

11. GESCHEIDEN LEVEN VAN DE GELOVIGEN

Wij geloven dat alle gelovigen op een zodanige manier horen te leven, dat zij geen blaam op hun Heiland en Heer werpen; en dat een gescheiden leven van alle valse- en dwaalleer, alle wereldse- en zondige praktijken en verbintenissen door God geboden wordt.

2 Timotheüs 3:1-5; 1 Johannes 2:15-17; Romeinen 12:1-2; 2 Johannes 9-11; Romeinen 14:13; 2 Korinthe 6:14-7:1

Wij erkennen dat wij in deze wereld leven maar niet van deze wereld zijn.  Wij zijn als getuigen in der wereld geplaatst om de verlorenen naar Christus te brengen en wij zoeken gemeenschap met diegenen die Gods woord geloven en gehoorzamen.

Johannes 17:11; 1 Korinthe 5:9-11; 2 Korinthe 6:14; 1 Johannes 2:15-17; Mattheüs 5:16

 

12. DE KERK (GEMEENTE)

Wij geloven dat de zichtbare gemeente een gemeenschap is van gedoopte gelovigen, die de Nieuwtestamentische principes beoefenen, en die samengebracht zijn door de Heilige Geest om de Grote Zendingsopdracht te vervullen, en om de twee instellingen te gehoorzamen die Jezus heeft achtergelaten, namelijk:

1. De doop – De onderdompeling van gelovigen in water is een openbare getuigenis van onze wedergeboorte en dient als vereenzelviging met de dood, begrafenis, en opstanding van de Heer Jezus Christus.

Handelingen 2:38, 41; Romeinen 6:1-4; 1 Korinthe 12:13-14

2. De tafel des Heeren (Het laatste avondmaal) – Vanwege onze dankbaarheid voor de gemeenschap die wij in Christus hebben, is dit een tijd van dankzegging, gedachtenis, en verkondiging van het gebroken lichaam en het vergoten bloed van de Heer Jezus aan het kruis.  De Tafel des Heeren is een gedenkteken, en geen sacrament.  Wij houden de tafel des Heeren tot Hij terugkomt.

Handelingen 2:42; 1 Korinthe 10:16-17; 11:23-28

 

13. HET EVANGELIE

Wij geloven dat het de opdracht van alle gelovigen is om door woord en daad van deze levensreddende boodschap van het Evangelie te getuigen.  Wij zullen ons inzetten om zo veel mogelijk deze boodschap in onze omgeving evenals door zendelingen in de gehele wereld uit te dragen.

Mattheüs 28:18-20; Handelingen 1:8; 13:1-3; Romeinen 10:13-15; Markus 16:15; Johannes 20:21

 

14. DE OFFERGAVEN

Gelovigen behoren mild, geregeld, en met blijdschap te geven.  De Heilige Schrift beveelt ons om onze gaven mee te brengen op de eerste dag van de week en dat onze gaven proportioneel zijn naar wat wij van God ontvangen hebben.  Wij geven niet uit verplichting, maar uit dankbaarheid en liefde.  De tiende is bedoeld als de Bijbelse begin punt voor het persoonlijke geven.

1 Korinthe 16:2; Malachi 3:10; Leviticus 27:30; Handelingen 4:34-35, 37; Mattheus 23:23

 

15. DE SCHEPPING

Wij geloven in de schepping zoals in Genesis beschreven wordt; de schepping wordt aanvaardt als letterlijk en niet allegorische of figuurlijk.  De schepping van de mens was niet door tijd en toeval of door enige evolutionaire proces.  God heeft de mens geschapen naar Zijn eigen beeld en gelijkenis.

Genesis 1:1, 11, 24, 26-27; Johannes 1:3; Kolossensen 1:16-17

 

16. DE ZIEL EN EEUWIGE TOESTAND

Wij geloven in de onsterfelijkheid van de ziel, de wederopstanding van het lichaam, en het eeuwige leven in de tegenwoordigheid van de Heer Jezus Christus in de hemel voor degenen die Christus als Verlosser hebben aangenomen.  Wij geloven in de eindeloze straf voor de verlorenen (degenen die het offer van vergiffenis van zonden en het eeuwige leven verworpen hebben tijdens hun leven hier op aarde) in de hel.  Het vagevuur en “een herkansing” bestaan niet in de Bijbel en zijn louter van menselijke oorsprong.  Er is geen kans om wedergeboren te zijn na de dood.

Mattheus 25:46; Johannes 5:28-29; 1 Korinthe 15; Openbaring 20:11-15

Wij geloven dat de zielen van de verlorenen na de dood verblijven in een bewuste plaats van ellende tot de tweede opstanding, wanneer zij met geest en lichaam verenigd zullen verschijnen voor de grote witte oordeelstroon, en vandaar in de poel van vuur geworpen zullen worden, niet om vernietigd te worden, maar om bewust te lijden onder eeuwige straf.

Mattheus 25:41-46; Markus 9:43-48; Lukas 16:19-26; 2 Thessalonicensen 1:7-9; Judas 6-7

Wij geloven dat de zielen van de geredden op het moment dat zij sterven afwezig van het lichaam en aanwezig bij de Heer zijn, waar zij in een bewuste gezegende tijd wachten op de eerste opstanding wanneer geest, ziel en lichaam verenigd zullen worden om voor altijd verheerlijkt te zijn bij de Heer.

Lukas 23:43; Filippensen 1:23; 3:21;  2 Korinthe 5:8; 1 Thessalonicensen 4:16-17; Openbaring 20:4.